Verzorging

Informatie over uw huisdier

  • Verzorging kitten
  • Verzorging puppy
  • Vaccineren
  • Voeding
  • Gebitsverzorging
  • Gebitsproblemen bij cavia's
  • Gebitsproblemen bij konijnen
  • Persisterende melkhoektanden
  • Anticonceptie
  • Dracht, bevalling en nazorg
  • Nieuwe kat in huis
  • Op reis
  • Oververhitting
  • Myiasis
  • Ouder wordende kat
  • Geriatrisch profiel
  • Euthanasie: als het leven een last wordt

Verzorging kitten

Kittens worden vrijwel standaard door de moedermelk geïnfecteerd met wormen. Wanneer u niet zeker weet of uw kitten al ontwormd is, dan raden wij u aan daar direct mee te starten.

Ontworming

Kittens worden vrijwel standaard door de moedermelk geïnfecteerd met wormen. Het is daarom zeer belangrijk meerdere malen te gaan ontwormen. Dit moet gebeuren op 4, 6 en 8 weken leeftijd. Vervolgens iedere 2 maanden totdat uw kat een half jaar oud is; dat houdt dus in op 4 en 6 maanden leeftijd opnieuw ontwormen.
Bij de leeftijd van een half jaar zien we uw kat als 'volwassen' en het is dan verstandig om levenslang 4 keer per jaar te ontwormen.

Wanneer u niet zeker weet of uw kitten al ontwormd is, dan raden wij u aan daar direct mee te starten en dat na 2 en 4 weken te herhalen; vervolgens gaat u weer verder volgens schema. Houdt er rekening mee, dat niet alle middelen die bij de dierenspeciaalzaak worden verkocht, evengoed werkzaam zijn! Deze middelen zijn al zeer lange tijd op de markt, waardoor de parasieten er resistent voor zijn geworden.

Vaccinatie

Uw kitten kan op een leeftijd van 8 à 9 weken voor het eerst worden gevaccineerd. Deze vaccinatie moet na 3 weken worden herhaald, de zogenaamde “booster”. Vervolgens is uw kat optimaal beschermd tegen kattenziekte en niesziekte. Wanneer u de vaccinatie jaarlijks herhaalt, blijft deze bescherming optimaal.
Uw kitten kan alleen worden gevaccineerd wanneer hij in gezonde conditie is. Dus wanneer hij bijvoorbeeld niest of diarree heeft, dan behandelen we eerst die klacht, voordat we over gaan tot vaccinatie.

Sterilisatie en castratie

Wanneer uw kat de leeftijd van 6 maanden heeft bereikt, dan is hij oud genoeg om gesteriliseerd of gecastreerd te worden. Wacht hier niet te lang mee, want voor u het weet is uw poesje krols en gedekt of begint uw kater in huis te sproeien en dat is een gewoonte die u hem maar moeilijk weer afleert! Na de ingreep hebben de meeste katten de neiging wat dikker te worden. Let daar dus goed op en verminder de hoeveelheid voedsel.

Voeding

Uw kitten is in de groei en het is daarom erg belangrijk uw kitten goede voeding aan te bieden.
Uw kat heeft nog maar een klein maagje; bied hem daarom meerdere malen per dag kleine beetjes aan. Kittenbrokjes zijn energierijk, zodat ook met een klein portie nog behoorlijk wat energie binnenkomt. Daarnaast zijn de brokjes wat kleiner en daardoor eenvoudiger te kauwen.

Verzekering

Om onvoorziene kosten te kunnen opvangen, kunt u overwegen uw kat te verzekeren. Wanneer uw kat al op jonge leeftijd wordt verzekerd, dan is de jaarpremie levenslang lager dan wanneer u op latere leeftijd tot verzekeren overgaat. Vraagt u aan de balie naar de informatiefolder!

Verzorging puppy

Ontworming

Puppy's worden vrijwel standaard door de moeder al in de baarmoeder geïnfecteerd met wormen. Het is daarom zeer belangrijk meerdere malen te gaan ontwormen. Dit moet gebeuren op 2, 4, 6 en 8 weken leeftijd. Vervolgens iedere 2 maanden totdat de hond een half jaar oud is; dit betekent dus op een leeftijd van 4 en 6 maanden opnieuw ontwormen. Bij de leeftijd van een half jaar zien we uw hond als 'volwassen' voor wat betreft ontworming en het is dan verstandig om levenslang vier keer per jaar te ontwormen. Wanneer u niet zeker weet of uw pup al ontwormd is, dan raden wij u aan daar direct mee te starten en dat na 2 en 4 weken te herhalen; vervolgens gat u weer verder volgens schema. 

Houdt u er rekening mee dat niet alle middelen die bij de dierenspeciaalzaak worden verkocht even goed werkzaam zijn! Dit komt omdat deze middelen al zeer lange tijd op de markt zijn en veel wormsoorten er resistentie tegen hebben ontwikkeld.

Vaccinatie

Uw pup moet op een leeftijd van 6, 9 en 12 weken worden gevaccineerd. Deze vaccinatie moet vervolgens jaarlijks worden herhaald, de zogenaamde “booster”, zodat uw hond dan optimaal beschermd is tegen o.a. de ziekte van Weill, het parvovirus, leverziekte en hondenziekte. Daarnaast is het raadzaam om uw hond extra te vaccineren tegen kennelhoest. Hoewel de naam doet vermoeden, dat deze ziekte alleen in kennels vóórkomt, kan uw hond deze ziekte gemakkelijk op de hondenschool, op het uitlaatveld of gewoon op straat oplopen.
Een vaccinatie is geen garantie dat uw hond geen kennelhoest krijgt, maar wanneer hij hiermee na vaccinatie in aanraking komt, dan is de ziekte veel milder en van kortere duur dan wanneer hij niet gevaccineerd is. Vaccineren tegen kennelhoest kan per injectie op 9 en 12 weken leeftijd of op 12 weken leeftijd met een spray in de neus. Met de daarop volgende jaarlijkse booster is uw hond optimaal beschermd.
Tot slot moet uw hond alleen tegen hondsdolheid worden gevaccineerd wanneer u hem meeneemt naar het buitenland.

Uw pup kan alleen worden gevaccineerd wanneer hij in gezonde conditie is. Dus wanneer hij bijvoorbeeld hoest of diarree heeft, dan behandelen we eerst die klacht, voordat we over gaan tot vaccinatie.

Sterilisatie en castratie

Wanneer uw pup de leeftijd van 6 maanden heeft bereikt, dan is hij oud genoeg om gesteriliseerd of gecastreerd te worden. Sterilisatie na de 1e loopsheid bij de teef raden wij van harte aan, omdat u hiermee de kans op melkkliertumoren in de toekomst maximaal reduceert. Daarnaast komt een ontsteking van de baarmoeder vrijwel nooit meer voor wanneer de eierstokken zijn verwijderd (en dat is wat we in principe doen bij sterilisatie). Natuurlijk zijn er ook nadelen verbonden aan sterilisatie (denk daarbij aan dikker worden, een gering narcoserisico en vachtveranderingen), maar deze wegen naar onze mening niet op tegen de voordelen!

Voeding

Uw pup is in de groei en het is daarom erg belangrijk uw pup goede voeding, bij voorkeur van een A-merk, aan te bieden. Uw hond heeft nog maar een klein maagje; biedt hem daarom meerdere malen per dag kleine beetjes aan. Puppybrokjes zijn energierijk, zodat ook met een kleine portie nog behoorlijk wat energie binnenkomt. Daarnaast zijn de brokjes wat kleiner en daardoor eenvoudiger te kauwen. Op de verpakking van de voeders staat een richtlijn van de hoeveelheid brokjes voor uw hond gebaseerd op leeftijd en grootte van de hond. Met name voor de grotere rassen is de goede voeding onontbeerlijk om de gewrochten zo optimaal mogelijk te laten ontwikkelen. Hoofdzaak daarbij is dat de voeding niet teveel calcium bevat. Koop daarom puppyvoeding  voor grote rassen wanneer uw hond op volwassen leeftijd 25 kg of meer zal gaan wegen!

Verzekering

Om onvoorziende kosten te kunnen opvangen, kunt u overwegen uw hond te verzekeren. Wanneer uw hond al op jonge leeftijd wordt verzekerd, dan is de jaarpremie levenslang lager dan wanneer u op latere leeftijd tot verzekeren overgaat. Vraag aan de balie naar de informatiefolder!

Vaccineren

Vaccineren is een mooi woord voor inenten. Hierbij worden dode of inactieve virusdeeltjes ingespoten bij de hond of kat. Hierdoor kan het lichaam afweerstoffen tegen de verschillende ziekten opbouwen m.b.v. de zogenaamde antilichamen.

De ziekten waar we tegen enten zijn vaak zeer ernstige tot dodelijke ziektes zoals parvo, hondenziekte, leverziekte en ziekte van Weil bij de hond en de kattenziekte bij de kat. Doordat een groot percentage van onze Nederlandse dieren zijn gevaccineerd, komen deze ziektes gelukkig nog maar weinig voor. Het kan helaas wel tot uitbraken leiden als een te klein percentage van de dieren in een omgeving gevaccineerd worden, zoals vaker bij kattenziekte is gebeurd. Door te enten bescherm je dus niet alleen je eigen kat of hond, maar verklein je ook de kans op een uitbraak.

Als uw hond of kat op jonge leeftijd niet is gevaccineerd, kunt u de afweer op hetzelfde niveau krijgen als wel op jonge leeftijd gevaccineerde dieren. Kortom het heeft echt wel zin om in een latere levensfase toch nog te vaccineren.

Honden

Wij kunnen honden vaccineren tegen Parvo, Hepatitis, Hondenziekte en de Ziekte van Weil. Dit doen wij volgens onderstaand vaccinatieschema.

Leeftijd Vaccinatie Type vaccinatie
6 weken Eerste keer Tegen hondenziekte en Parvo
9 weken Tweede keer Herhaling tegen Parvo, plus bescherming tegen de Ziekte van Weil
12 weken Derde keer Herhaling tegen Hondenziekte, Parvo en de Ziekte van Weil, plus bescherming tegen Hepatitis en (gering) kennelhoest.

 

Na dit schema is het noodzakelijk uw hond ieder jaar te laten hervaccineren. Voor optimale bescherming dient de "cocktail" vaccinatie nogmaals op eenjarige leeftijd te worden gegeven. De volgende twee jaar kan worden volstaan met enkel hervaccineren tegen ziekte van Weil. Uit onderzoek blijkt namelijk dat andere componenten van de cocktail langdurige bescherming geven. Dit driejarige schema kan de rest van het hondenleven worden gehanteerd.

Wanneer uw hond in kennel/pension gaat, een hondencursus loopt of met de uitlaatservice mee gaat, is het verstandig uw hond te laten enten tegen de andere verwekker van Besmettelijke hondenhoest of Kennelhoest (Bordetella). Wanneer uw hond mee gaat op vakantie naar het buitenland, is het noodzakelijk hem/haar te laten enten tegen Rabiës (hondsdolheid). Tevens dient de hond gechipt te zijn (of een goed leesbare tatoeage te hebben) en moet hij/zij in het bezit zijn van een officieel Europees dierenpaspoort. 

Titeren

Om op maat te kunnen vaccineren kunnen wij uw hond ook titeren. Hierbij nemen we een kleine hoeveelheid bloed af van uw hond. Dit bloed zal worden getest op de aanwezigheid van antistoffen tegen hondenziekte, parvo en hepatitis. Als uw hond nog voldoende antistoffen heeft, hoeft uw hond nog niet gevaccineerd te worden tegen deze ziektes. Voor de Ziekte van Weil is er geen titerbepaling mogelijk en blijft ons advies om te vaccineren.

Katten

Inenten wapent de kat tegen besmettelijke ziekten zoals niesziekte, kattenziekte, Chlamydia en hondsdolheid.
Bij het inenten wordt een kleine hoeveelheid vaccin ingespoten. Dit vaccin bevat één of meerdere dode of verzwakte ziekteverwekkers. Dit zorgt ervoor dat de kat zelf afweerstoffen tegen de ziekte gaat aanmaken.

Leeftijd Vaccinatie Type vaccinatie
8 - 9 weken Eerste keer Tegen Katten– en niesziekte
11 - 12 weken Tweede keer Herhaling tegen Katten– en niesziekte

 

Na dit schema is het noodzakelijk uw kat ieder jaar te laten hervaccineren. Op eenjarige leeftijd wederom Katten- en niesziekte, daarna twee jaar achtereen alleen niesziekte. Dit driejarige schema kan de rest van het kattenleven worden gehanteerd.

Wanneer uw kat mee gaat op vakantie naar het buitenland, is het noodzakelijk hem/haar te laten enten tegen Rabiës (hondsdolheid). Tevens dient de kat gechipt te zijn (of een leesbare tatoeage te hebben) en moet hij/zij in het bezit zijn van een officieel Europees dierenpaspoort. 

Fretten

Inenten wapent de fret tegen de besmettelijke ziekte Hondenziekte. Bij het inenten wordt een kleine hoeveelheid vaccin ingespoten. Dit vaccin bevat de ziekteverwekker en zorgt ervoor dat de fret zelf afweerstoffen tegen de ziekte gaat aanmaken. In onze kliniek vaccineren we de fretten met het vaccin “Puppy DP”. Dit is het enige vaccin dat aan fretten gegeven mag worden.

Leeftijd Vaccinatie Type vaccinatie
6 - 8 weken Eerste keer Tegen Hondenziekte
10 - 12 weken Tweede keer Herhaling tegen Hondenziekte
13 - 14 weken Derde keer Herhaling tegen Hondenziekte

 

Na dit schema is het noodzakelijk uw fret ieder jaar te laten hervaccineren tegen Hondenziekte.

Wanneer uw fret mee gaat op vakantie naar het buitenland, is het noodzakelijk hem/haar te laten enten tegen Rabiës (hondsdolheid). Tevens dient de fret gechipt te zijn en moet hij/zij in het bezit zijn van een officieel Europees dierenpaspoort. 

Konijnen

Inenten wapent het konijn tegen besmettelijke ziekten zoals Myxomatose en VHS (Viraal Haemorrhagisch Syndroom). Bij het inenten wordt een kleine hoeveelheid vaccin ingespoten. Dit vaccin bevat de ziekteverwekker. Dit zorgt ervoor dat het konijn zelf afweerstoffen tegen de ziekte gaat aanmaken.

Wij raden u aan uw konijn elk jaar te laten vaccineren. Konijnen kunnen gevaccineerd worden tegen Myxomatose vanaf de leeftijd van 4 weken en tegen VHS vanaf 8 weken leeftijd. Tevens is er in Nederland een nieuw VHS virus en gelukkig kunnen wij ook door middel van vaccinatie zorgen dat uw dier ook beschermd is tegen dit nieuwe virus. 

NB. Voor alle dieren die gevaccineerd worden, geldt dat zij niet gevaccineerd kunnen worden, wanneer zij ziek zijn, of bijvoorbeeld medicijnen als antibiotica krijgen.

Voeding

Diervoeders heb je in verschillende soorten en maten. Er zijn droge brokken, diner (laten wellen met heet water), blik/zakjes voeding, vers vlees, orgaan "vlees". Wij raden u aan uw hond/kat zo snel mogelijk aan droge brokken te wennen! Dit voer heeft namelijk een aantal voordelen:

  • Het geeft relatief minder ontlasting (welke ook minder ruikt)
  • Het is beter voor het gebit
  • Het is goedkoper dan bijvoorbeeld blikvoeding.

Voor puppy's is het van belang dat zij de juiste voeding krijgen, dus puppyvoeding! In puppyvoeding zit meer energie voor de ontwikkeling en groei voor het lichaam. Zoals eiwit voor de goede ontwikkeling van de spieren, organen en de vacht. Daarnaast zijn eiwitten onmisbaar voor een goede afweer en het algemeen functioneren ven het lichaam. Ook verschillende vitaminen A, D en E en mineralen, zoals ijzer (bloedopbouw), koper (bindweefsel) en calcium en fosfor (botten en tanden) zijn van belang.

Pups, die op volwassen leeftijd het gewicht van 25 kg of meer bereiken, kunt u het beste “Large Breed” voeding geven. Dit voer helpt ontwikkelingsstoornissen van het skelet te voorkomen door het gehalte aan calcium te beperken. Wanneer de hond volwassen is kun u een adult voer "large breed" geven.

Ook kittens zijn het meest gebaat bij speciale voeding voor kittens. Deze voeding voldoet aan de energie behoeftes zonder dat er grote maaltijden nodig zijn. Tevens voorziet het in een optimaal evenwicht voor groei en ontwikkeling en bevordert het sterke tanden en botten. Net als in puppyvoeding bevat het alle nodige vitaminen en mineralen om een gezond te groeien.

Voor de oudere hond en kat is het raadzaam om een Senior voer te geven. Dit voer helpt bij de bestrijding van celveroudering en het behouden van het optimale lichaamsgewicht. Het bevat een aangepast eiwit- en fosfor gehalte om de nieren te ontlasten. Katten worden gezien als Senior vanaf de leeftijd van ± 10 jaar, honden vanaf ± 8 jaar.

Wij raden aan om altijd (ongeacht welke leeftijd) een Premium voer te geven. Dit is een kwalitatief hoogwaardig voer. Qua merken kunt u denken aan bv. Hill’s Pet Nutrition en Purina Pro Plan. Deze zijn verkrijgbaar bij dierenartsen en dierspeciaalzaken.

Gebitsverzorging

Een goede gezondheid begint bij een gezond gebit. Dat geldt ook voor onze huisdieren. Maar hoe zorgen we ervoor dat onze dieren een gezond gebit houden? Wat kunt u zelf doen en wat kan de dierenarts voor u betekenen?

Het ontstaan van tandplaque en tandsteen

Dieren die in het wild hun prooi vangen, eten deze doorgaans helemaal op, tot de botten aan toe. Dit zorgt voor een goede mechanische reiniging van het gebit. Het tandvlees wordt gemasseerd, de speekselvloed wordt gestimuleerd en er blijven weinig voedselresten achter.

Anders is dit met onze huisdieren. Door (zachte) voeding of kwalitatief minder goede voeding kunnen gebitsproblemen ontstaan. In veel soorten voeding zitten vulstoffen op zetmeelbasis. Deze blijven aan de tanden en kiezen kleven, waardoor een laagje plaque ontstaat. Dit laagje wordt geleidelijk omgezet in tandsteen. Tandplaque en tandsteen bevatten veel schadelijke bacteriën, die onder andere de glazuurlaag aantasten. Het gevolg is gaatjes en ontstoken en terugtrekkend tandvlees. Uiteindelijk zullen elementen los gaan zitten en verwijderd moeten worden.

Ook dieren met een extreem korte of lange snuit ontwikkelen sneller gebitsproblemen, doordat kiezen en tanden niet mooi op elkaar aansluiten of doordat er te weinig ruimte in de mond is. Verder hebben erfelijkheid en samenstelling van het speeksel invloed op het ontstaan van tandsteen. Minstens zo belangrijk is het feit dat bacteriën die in de mond leven, tot een slechte nierfunctie en infectie van de hartkleppen kunnen leiden.

Wat kunt u zelf doen?

Om de vorming van tandplaque en tandsteen te voorkomen, of het langer uit te stellen, kunt u zelf een aantal dingen doen.

Tanden poetsen

Twee keer per week tanden poetsen is al genoeg om het gebit schoon te houden. In de ideale situatie kunt u uw dier al op jongen leeftijd trainen, zodat hij gewend raakt aan de aanraking aan en in de mond en later aan het poetsen van de tanden.

Het poetsen kan met een nat gaasje dat om de vinger wordt gewonden. Ook zijn er speciale dierentandpasta’s en –tandenborstels op de markt.

Kauwlapjes

Het langdurig kauwen op speciaal daarvoor bestemde kauwlapjes, zorgt er voor dat het gebit mechanisch gereinigd wordt en het tandvlees gemasseerd. Bovendien bevordert het de speekselvloed. Speeksel heeft ook een reinigende werking in de mond.

Speciale voeding: tandenbrokken

Veel van onze huisdieren krijgen natvoer te eten waarom nauwelijks gekauwd hoeft te worden. Natvoer laat vaak resten achter wat weer de afzetting van plaque bevordert. Veel soorten brokjes zijn zo zacht dat ze weinig reinigende werking hebben. Menig dier vindt het bovendien niet nodig zijn eten te kauwen en slikt het zo door.

Zorg er voor dat uw huisdier in ieder geval brokken van goede kwaliteit krijgt. Er zijn speciale tandenbrokken in de handel. Deze brokken zijn groter dan gewone brokken zodat een dier het voedsel moet doorbijten. De brokken hebben een speciale structuur zodat bij het doorbijten de tanden worden schoongeraspt. Ook zitten er enzymen in die het speeksel wat veranderen zodat er minder snel tandsteen wordt afgezet.

Wat de dierenarts kan doen?

Ondanks al uw inspanningen kan het toch gebeuren dat uw dier problemen met het gebit krijgt. Tandsteen is te herkennen als een dikke bruine koek op de tanden en kiezen. Vaak gaan ernstigere problemen gepaard met ontstoken tandvlees (rood, makkelijk bloedend), loszittende elementen en veel pijn. Uiteindelijk houdt het dier op met eten.

Bij ons kunt u het gebit van uw huisdier laten controleren. De dierenarts weet te beoordelen of het gebit gezond is of dat het eventueel (in narcose) moet worden schoongemaakt.

Gebitsproblemen bij cavia's

Cavia’s hebben, in tegenstelling tot honden en katten, al bij de geboorte hun permanente gebit. Ze hebben in totaal 4 snijtanden (2 in de bovenkaak en 2 in de onderkaak) en 16 kiezen. Zowel de snijtanden als de kiezen groeien levenslang door, tot wel 6 cm per jaar. De tanden horen voldoende af te slijten zodat dit geen problemen geeft. Soms is dit echter niet het geval. Dit kan verschillende oorzaken hebben:

  • Te weinig vezelrijke voeding. Het eten van hooi levert de grootste bijdrage aan de slijtage van de tanden en kiezen. Brokjes doen de kiezen ook slijten, maar de voortanden niet.
  • Vitamine C tekort, waardoor de kaakgewrichten pijnlijk kunnen worden en de spieren verslappen. Er kunnen afwijkingen ontstaan in de botgroei van de kaak. Hierdoor gaat de cavia op een afwijkende manier kauwen of wilt niet eten, wat tot gevolg heeft dat de tanden niet afslijten.
  • Vitamine D tekort. Dit maakt dat de tanden sneller afbreken.
  • Calciumtekort. Dit kan een onvoldoende goede ontwikkeling van de tanden tot gevolg hebben.
  • Afwijkende stand van de tanden, aangeboren of door trauma. Wanneer een tand door trauma verloren gaat, kan deze in een afwijkende stand terug groeien.
  • Verloren gaan van een tand die niet meer terug groeit, waardoor de tegenoverliggende snijtand niet meer slijt.
  • Beschadiging/luxatie van het kaakgewricht.

Door onvoldoende slijten kunnen er haakjes op de kiezen ontstaan. Deze kunnen prikken in de wang of tong en zo pijnlijke wondjes veroorzaken. De kiezen in de onderkaak kunnen zo ver doorgroeien dat er een brug over de tong ontstaat. Hierdoor heeft de tong weinig bewegingsruimte en krijgt de cavia moeite met slikken. Als dit het geval is, is vaak de kin nat van het kwijlen doordat de cavia het speeksel niet goed weg kan slikken.

Een ander probleem wat voorkomt is een ontsteking in een wortel, wat zich zelfs kan ontwikkelen tot een abces.

Afhankelijk van de ernst van het gebitsprobleem, kunnen u verschillende dingen opvallen aan het eetgedrag. De cavia kan moeite hebben met eten, eet minder goed of niet en verliest hierdoor gewicht. Vaak wil de cavia wel eten, maar lukt dit niet. De keutels zullen afwijkend worden of er zullen zelfs helemaal geen keutels meer komen. De cavia kan ‘algeheel ziek’ worden.

De dierenarts kan naar het gebit van de cavia kijken met behulp van een scoop met een speciaal opzetstuk. Hiervoor wordt eerst het bekje schoongespoeld door wat water in het bekje te spuiten. Soms kan de dierenarts een afwijking aan het gebit zien bij een cavia die wakker is. De snijtanden zullen vaak goed te zien zijn. Zijn deze langer dan normaal of scheef afgesleten, dan is er vaak sprake van een kiesprobleem. Voor een echt goede inspectie en behandeling van het gebit is het nodig om de cavia onder narcose te brengen.

Cavia’s kunnen goed leven met minder tanden mocht het nodig zijn om gebitselementen te trekken, zolang de tanden boven en onder op elkaar kunnen afslijten.

Het kan zijn dat het gebit niet het primaire probleem is. Cavia’s kunnen minder goed gaan eten door andere gezondheidsproblemen, wat vervolgens zorgt voor een secundair gebitsprobleem. Het volledig onderzoeken van de cavia is daarom belangrijk.

Gebitsproblemen bij konijnen

Konijnen hebben voor de geboorte of vlak na de geboorte al hun permanente gebit. Ze hebben 4 snijtanden (2 in de bovenkaak en 2 in de onderkaak) en 20 kiezen. Het verschil tussen het gebit van een konijn en dat van een knaagdier, is dat konijnen achter de snijtanden ook nog 2 stifttanden hebben. Een konijn is dan ook geen knaagdier, maar valt onder de haasachtigen.

De tanden en kiezen van het konijn groeien levenslang door. Onder normale omstandigheden is er een evenwicht tussen het groeien en slijten door het horizontaal bewegen van de kiezen tijdens het kauwen, waardoor dit geen problemen geeft. Wanneer er wel problemen ontstaan, kan dit een aantal oorzaken hebben:

  • Onvoldoende vezelrijke voeding, met name hooi. Door het kauwen slijten namelijk de tanden en kiezen.
  • Wanneer er door trauma een tand verloren gaat, kan deze in een afwijkende stand terug groeien.
  • Calciumtekort en/of vitamine D tekort. Het konijn gaat calcium onttrekken uit het kaakbot. Hierdoor wordt de kaak minder stevig en kunnen tanden en kiezen losser gaan zitten en in een afwijkende stand gaan staan. Ook andere kaakproblemen, zoals een fractuur of luxatie van het gewricht, kunnen tot gevolg hebben dat de tanden in een afwijkende positie komen te staan.
  • Een aangeboren afwijkende stand van de tanden en/of kiezen. Er komt tevens een aangeboren afwijking voor waarbij de bovenkaak te kort is waardoor de tanden niet goed tegenover elkaar staan en daardoor minder goed of niet slijten.
  • Er kan een tand verloren gaan die niet meer terug groeit, waardoor de tegenoverliggende snijtand niet meer slijt.

Als ze tanden te lang worden, kunnen deze pijnlijke wonden veroorzaken in de wang of de tong. Wonden kunnen ook ontstaan door scherpe haken op de kiezen. Dit gebeurt doordat de ene kant van een tand meer slijt dan de andere kant.

Door het eerder genoemde calciumtekort kunnen tevens, door het minder stevig worden van de kaak, de kieswortels in een verkeerde richting gaan groeien. Hierdoor kunnen botontstekingen en abcessen ontstaan. Als de wortels ver doorgroeien naar boven, kunnen ze ook ontstekingen in de traanbuizen veroorzaken.

Er zijn een aantal symptomen die kunnen duiden op gebitsproblemen bij uw konijn. Meestal zal het konijn wel interesse hebben in voer, maar moeilijk of niet kunnen eten. Denk hierbij aan afwijkend kauwen of het voer uit de bek laten vallen. Ook een natte kin door speekselen kan een symptoom zijn. Door het weinig of niet eten, zal het konijn vermageren en afwijkende of helemaal geen keutels meer leggen. De algehele conditie van het konijn kan achteruit gaan, wat op kan vallen aan een slechte vacht en zich ‘algeheel ziek’ gedragen. Als er problemen zijn met de kieswortels, kunnen ook oog- en neusuitvloeiing symptomen zijn. Abcessen vallen op door zwelling of, wanneer ze open zijn, zichtbaar pus.

Vermoedt u dat uw konijn gebitsproblemen heeft? Dan is het belangrijk om op korte termijn een afspraak te maken bij de dierenarts. De situatie kan namelijk snel kritiek worden wanneer het konijn stopt met eten en hierdoor maagdarmproblemen krijgt.

De dierenarts kan naar het gebit van het konijn kijken met behulp van een scoop met een speciaal opzetstuk. Hiervoor wordt eerst het bekje schoongespoeld door wat water in het bekje te spuiten. Soms kan de dierenarts een afwijking aan het gebit zien bij een konijn die wakker is, maar voor een echt goede inspectie en behandeling van het gebit is het nodig om het konijn onder narcose te brengen.

Het kan zijn dat het gebit niet het primaire probleem is. Konijnen kunnen minder goed gaan eten door andere gezondheidsproblemen, wat vervolgens zorgt voor een secundair gebitsprobleem. Het volledig onderzoeken van het konijn is daarom belangrijk.

 

Persisterende melkhoektanden

Bij het wisselen van gebitselementen treden er soms problemen op. Een veel voorkomend probleem is het te lang aanwezig blijven het het melkgebit; meestal gaat het om persisterende  melkhoektanden. Normaal wisselen puppy's deze hoektanden in de 5e -7e levensmaand; in het geval van persisterende hoektanden blijven zij aanwezig wanneer de permanente hoektanden al doorgekomen zijn.

Persisterende melktand (witte pijl) en permanente hoektand (open pijl)

Bij welke rassen komt dit voor?

Persisterende hoektanden zien we bij alle rassen, maar vooral bij de kleine rassen zoals Chihuahua's, Maltezers en Shih tzu's.

Wat is de oorzaak van persisterende hoektanden?

Wanneer de blijvende hoektand uitgroeit zal deze tegen de wortel van de melktand aandrukken waardoor deze wortel oplost. Door het oplossen van de wortel komt de melktand losser in de kaak te zitten en zal uitvallen. Wanneer de blijvende tand net langs de wortel schampt zal de wortel niet goed oplossen en kan de melktand blijven zitten. Doordat de blijvende tand nu niet de ruimte heeft om op de juiste plaats uit te groeien zal een afwijkende stand van deze permanente hoektand kunnen ontstaan.

Wat zijn de gevolgen van persisterende hoektanden?

Voor de afwijkende plaats en de afwijkende groeirichting kunnen er problemen ontstaan met het sluiten van de bek. Hoektanden van de onderkaak kunnen bijvoorbeeld in de bovenkaak prikken of tegen andere tanden aankomen.

Wat is de behandeling van persisterende hoektanden?

De melk hoektand zal getrokken moeten worden om de permanente tand alle ruimte te geven. De algemene stelregel is dat wanneer de permanente tand doorkomt moet de melktand weg zijn. Het is daarom van groot belang het wisselen goed in de gaten te houden zodat er tijdig ingegrepen kan worden indien nodig. Het trekken van de melktand gebeurt uiteraard onder sedatie waarbij het belangrijk is ook de wortel in zijn geheel te verwijderen.

Wat gebeurt er wanneer men te laat ontdekt dat er persisterende tanden aanwezig zijn?

Wanneer de permanente tand geen ruimte heeft om goed uit te groeien zal een afwijkende stand ontstaan. Het kan dan soms nodig zijn om deze stand te corrigeren. Soms volstaat het buiten op een speciale bal (die de tanden naar buiten drukt) te kauwen.

Anticonceptie

De beste, meest effectieve en gezondste methode voor anticonceptie bij de poes of teef is sterilisatie. Hierbij worden in principe alleen de eierstokken verwijderd.

De beste, gezondste en meest effectieve methode voor anticonceptie bij de poes is sterilisatie! Hierbij worden in principe alleen de eierstokken verwijderd. Dit kan vanaf een leeftijd van zes maanden. Het grootste nadeel van de ingreep is dat de poes na de operatie gemakkelijk te dik wordt. Er zal dus minder moeten worden gevoerd.

Net als voor de mens bestaat er voor de poes ook een anticonceptiepil. Deze moet eens in de week worden gegeven. Hieraan kleven echter ernstige bezwaren in verband met de mogelijke bijwerkingen. Daarbij kan gedacht worden aan het ontwikkelen van suikerziekte, baarmoederontsteking en melkkliertumoren. Helaas worden deze bijwerkingen met grote regelmaat gezien en om deze reden, raden wij dan ook aan de poezenpil alleen tijdelijk als noodoplossing te gebruiken!

De beste, gezondste en meest effectieve methode voor anticonceptie bij de teef is sterilisatie! Hierbij worden in principe  alleen de eierstokken verwijderd. Dit kan vanaf een leeftijd van zes maanden, afhankelijk van de grootte van het ras. Naast het feit dat de teef niet meer loops en drachtig kan worden zijn er nog een aantal voordelen aan sterilisatie. Zo wordt  door een vroege sterilisatie (bij voorkeur nog voor de eerste loopsheid, maar in elk geval voor de tweede loopsheid), het ontstaan van melkkliertumoren en baarmoederontsteking op latere leeftijd voorkómen. Het grootste nadeel van de ingreep is  dat de hond na de operatie gemakkelijk te dik wordt. Er zal dus minder moeten worden gevoerd. Tevens kunnen er veranderingen in de vacht optreden.

Bij de hond kunnen er ook anti-loopsheid injecties worden gegeven. Dit voorkomt de loopsheid en dus ook een eventuele  dracht. Deze injecties dragen wel grote bezwaren met zich mee. Ten eerste is er een vergrote kans op het ontwikkelen van suikerziekte en melkkliertumoren. Tevens kan er op de plek van injectie kaalheid ontstaan. Gezien deze bijwerkingen blijft het advies vroeg steriliseren.

Dracht, bevalling en nazorg

In dit artikel kunt u alle informatie doorlezen wat betreft uw drachtige teef of poes. De volgende onderwerpen komen aan bod:

  • Voor de geboorte
  • De bevalling
  • De fasen en nageboorte 
  • De duur
  • De nazorg

Voor vragen kunt u ons ook altijd bellen!

Voor de geboorte

Voor de geboorte is het van belang dat de moeder kwalitatief hoog voer krijgt om zowel zichzelf als haar kitten of pups van de nodige voedingsstoffen te voorzien. Het is verstandig om alvast te starten met puppy- of kittenvoer voor de moeder. De moeder moet zo min mogelijk stress ervaren, omdat dit zowel nadelige gevolgen heeft voor haar als voor haar baby’s. Zorg dat er zo min mogelijk aan haar veilige thuisbasis verandert wordt of met zo min mogelijk stress voor het dier. Ook mag de moeder (na enige weken drachtig) niet meer te lange wandelingen maken. De nodige beweging en ook genoeg rust is van essentieel belang.

Ook is het van belang dat alle benodigdheden voor de bevalling en de nazorg in huis zijn. Dit kan gaan om handdoeken, een warmtelamp, een thermometer, handschoenen, water, nestbox, slijmzuiger, etc.

Houd ook pen en papier bij de hand te hebben om schriftelijk een verslag bij te kunnen houden. Hierin kunnen de tijden van het persen, de tijden van de geboorte(s), het aantal nageboortes en andere bijzonderheden in worden geschreven. 

De bevalling

Algemeen

Elk dier is natuurlijk anders tijdens een situatie als een bevalling, maar het is belangrijk dat u uw dier goed kent. Wat zal zij prettig vinden? Vindt ze het fijn als u erbij blijft of wordt ze liever alleen gelaten? De meeste honden vinden het fijn als de baas erbij is om hen te begeleiden, terwijl de meeste katten het liefst met rust gelaten worden. Het allerbelangrijkste is dat u zelf rustig blijft en niet gestrest raakt, want hier raken zij ook gespannen van.            

Door het schriftelijk bijhouden van de gebeurtenissen is het makkelijker om eventuele bijzonderheden door te spelen naar de dierenarts. Het is handig om het telefoonnummer van de spoeddienst die op dat moment werkt, bij de hand te hebben. 

Tijdens de bevalling is het belangrijk om zo min mogelijk stress te veroorzaken. Schrik niet van braken of diarree rond de geboorte. Dit is niet ernstig, maar de poes of teef mag niet sloom of lusteloos zijn.

Temperatuur uw teef vanaf dag 55 dagelijks. De temperatuur zal 8-24 uur voor het werpen een dal vertonen. 

De fasen en de nageboorte

De voorbereidingsfase: de poes of teef bereidt zichzelf voor. Ze zal onrustiger zijn en veel ronddwalen. De teef kan gaan graven en wellicht al niet meer willen eten.

De ontsluitingsfase: de weeën beginnen en dit is 12 tot 24 uur voordat de pups of kittens geboren worden. Deze weeën beginnen om te zorgen dat de baarmoedermond opgerekt wordt (ter voorbereiding van de geboorte(s)). De poes of teef eet minder tot niet, de ademhaling zal sneller gaan, het dier kan gaan braken en de lichaamstemperatuur daalt iets. De teef plast en poept veel, waarbij de ontlasting wat dunner kan worden. Laat haar daarom veel uit, of zorg dat ze zelf naar buiten kan om haar behoefte in de tuin te doen. Houdt hierbij wel goed in de gaten wat eruit komt!

De uitdrijvingsfase: Deze begint wanneer de poes of teef mee gaat persen. Als er een kitten of pup in de bekkenholte ligt, wordt dit persen getriggerd. Het dier zal voor zichzelf de meest comfortabele stand zoeken (liggen, staan, hurken). 

Het is belangrijk dat er wordt bijgehouden of er na elke pup of kitten een nageboorte komt. Het kan zijn dat er eerst twee kittens of pups komen en dan pas twee nageboortes, maar totaal moeten er net zoveel nageboortes komen als dat er kittens of pups geboren zijn. 

De nageboorte zit vaak nog aan het kitten of de pup vast. De poes of teef zal deze nageboorte willen eten en afbreken van de navelstreng. Laat haar dit niet te veel doen, want daar kan ze ziek van worden. Als het kitten of de pup in een vruchtblaas eruit komt (bol vocht), dan moet deze voorzichtig open gebroken worden. Het is hierna belangrijk het dier goed schoon en droog te maken (met een handdoek mag vrij hard gewreven worden), zodat het niet te veel afkoelt en het wordt gestimuleerd om te ademen. Zorg er ook voor dat de bek van het kitten of de pup vrij van vocht en vliezen is. Het verbreken van de navelstreng moet vaak nog door de eigenaar gedaan worden. Dit mag door niet te dicht op de buik gedaan worden, omdat de huid nog heel gevoelig en dun is. Er blijft dus een stukje navelstreng aan de navel, maar dit zal er na enkele dagen vanzelf afvallen. Voor het afknippen van de navelstreng moet deze eerst afgebonden zijn. Doe dit bijvoorbeeld met een stuk touw in een dubbele knoop eromheen (ver van de buik). 

De pups of kittens kunnen hierna gelijk onder een warmtelamp bij de moeder gelegd worden en zullen al wat gaan zuigen aan de tepels. 

De duur

Het kan lang duren voordat de allereerste pup of kitten eruit komt. Wat belangrijk is, is dat het niet té lang duurt. Zodra de pup of kitten zichtbaar is (of de vliezen), dan mag het maximaal een half uur duren voordat deze geboren wordt. Mocht de uitdrijvingsfase al langer duren en er is nog niets zichtbaar neem dan contact op met de dierenarts. Ook kunt u zelf voelen en proberen voorzichtig te helpen. Als deze evengoed niet met uw hulp eruit komt, neem dan contact op met de dierenarts. 

Tussen de volgende pup of kitten zit gemiddeld een half uur tot een uur. Tussendoor neemt de moeder vaak een pauze en kan zelfs even gaan slapen om uit te rusten (dit kan wel 3 uur lang duren). Zodra het persen weer begint, dan komt de volgende er aan. Als het persen écht is begonnen, moet de pup of kitten ook binnen een half uur geboren worden. Neem contact op met de dierenarts als het langer dan een uur tot anderhalf uur duurt.

De nazorg

Ten eerste moeten de pups lekker onder een warmtelamp liggen. Zij hebben een hogere temperatuur nodig dan hun moeder om warm gehouden te worden, omdat zij het nog niet helemaal zelf kunnen regulieren. Laat de pups of kittens lekker bij de moeder liggen en stimuleer ze om naar de tepels te gaan. Ze zullen vaak zelf periodes van slapen afwisselen met wat drinken. Mocht een pup of kitten niet willen zuigen, neem dan contact op met de dierenarts.

Let goed op bij nieuwe moeders hoe zij het ervaren en opvangen om moeder te zijn. Soms komt het voor dat een moeder de kittens of pups niet accepteert. De meeste moeders zullen erg beschermend zijn tegenover hun net geboren kittens of pups. Voor een poes geld dat de eigenaar zelf zich er ook niet te veel mee mag bemoeien, tenzij nodige ondersteuning van belang is. Sommige moeders zijn bijvoorbeeld gestrest doordat ze niet weten wat ze moeten doen en hoe ze hun baby’s moeten verzorgen. Ook vreemde mensen en kleine kinderen kunnen stress en/of beschermingsgedrag veroorzaken. Het is als eigenaar alsnog verstandig om in de buurt te blijven om in de gaten te houden of alles goed gaat met zowel de moeder als de kittens of pups. Vooral voor grote honden geld dat ze nog wel eens door het draaien en verliggen op een van hun pups kunnen gaan liggen. Een hond laat het gemakkelijker toe als de eigenaar helpt bij het verzorgen en het aanleggen van de pups.

Controleer bij de ook moeder op  een stinkende of raar gekleurde uitvloeiing uit de vulva. Erg mag wat bloedverlies uit de vulva zichtbaar zijn, maar dat moet al snel stoppen. De uitvloeiing is de eerste dagen vaak groenig, dit is normaal. Later verandert de kleur van chocoladebruin of rood naar roze. Meestal stopt het ongeveer na 10 dagen. De uitvloeiing mag nooit onfris ruiken of zelfs stinken. Is dit wel het geval of blijft de moeder vloeien, dan dient u contact op te nemen met de dierenarts.

Hoe de kittens of pups drinken, groeien en doen kan ook dagelijks worden bijgehouden in een schriftje. Het is handig om hierbij elke kitten of pup te kunnen herkennen. Bij pups worden vaak verschillende kleuren halsbandjes gebruikt. Dit heeft echter ook weer zijn nadelen, want de pups kunnen blijven haken of doordat ze snel groeien, kunnen de bandjes ingroeien. Een veilige manier zou zijn om ze ieder te kleuren met bijvoorbeeld een stift of nagellak en dit bij te houden. 

Voor de moeder is het nog steeds van belang om genoeg energierijke volledige voeding (meerdere porties per dag) en schoon drinkwater binnen te krijgen voor zichzelf als voor haar baby’s. Het kan zelfs om vier keer zo veel voeding gaan als normaal. Het geven van melk vergt namelijk veel energie.

Willen de kittens of pups niet doen wat ze moeten doen (drinken/poepen/plassen), dan vereist dit natuurlijk ook de nodige zorgen. Ook moeten de kittens of pups na een aantal weken hun eigen voeding gaan eten. U kunt hierover altijd contact met ons opnemen. 

Nieuwe kat in huis

Stelt u zich voor: u bent een kat en leidt een tevreden leven in een rustig huishouden. U bent alleenheerser op uw territorium (okee, de mensen die u regelmatig van aaien en eten voorzien, mogen er ook wonen.). Soortgenoten ziet u van een afstand en af en toe komt u er een in de tuin tegen.

Maar op een dag wordt uw vredige bestaan ruw verstoord door de komst een nieuwe kat, zonder dat u daarvan eerst even op de hoogte bent gesteld. Uit onderzoek onder 251 katteneigenaren blijkt dat 25% van de huishoudens één kat heeft, 35% twee katten en maarliefst 40% heeft drie of meer katten per huishouden.

Katten zijn nu eenmaal geen groepsdieren en kunnen, in tegenstelling tot honden, moeilijk met hiërarchie omgaan. Dat wij mensen graag meerdere katten willen houden, is dus niet altijd in het belang van de kat. Niet zelden leidt dit dan ook tot stress, angst en zelfs agressie bij de kat. Als u echter toch graag een nieuwe kat in een huis wilt halen waar er al een is, dan zijn hier een aantal tips om de kennismaking zo soepel mogelijk te laten verlopen.

Het kiezen van een nieuwe kattenvriend

Of katten elkaar mogen kunnen we zien aan sociaal gedrag (elkaar wassen, tegen elkaar aanwrijven, spelen, neus-tegen-neus en tegen elkaar aan liggen). Van te voren weten we nooit of we de katten die we kiezen een goede match vormen. Toch suggereert onderzoek dat nestgenootjes het vaker goed met elkaar kunnen vinden dan katten die niet verwant zijn aan elkaar. Als er dus nog geen katten in huis zijn en u wilt er meer dan één, zijn broertjes/zusjes dus aanbevolen.

Wanneer er al een kat in huis is en er komt er een bij, is het belangrijk dat beide katten goed gesocialiseerd zijn naar soortgenoten toe. Grote leeftijdsverschillen dienen ook vermeden te worden. Wanneer er bij een oudere kat ineens een kitten op het territorium gezet wordt, die met spelen en rennen maar niet van ophouden weet, kan dat voor de oudere veel stress met zich meebrengen. Onderzoek wijst niet uit of geslacht een rol speelt.

Een aantal factoren bepaalt hoe de kennismaking verloopt. Genetische achtergrond, sociale vaardigheden en latere ervaringen met andere katten spelen een grote rol. Maar net zo belangrijk is de manier waarop wij nieuwe katten aan elkaar voorstellen. Houd hierbij in het oog dat uw doel niet is om de katten vrienden te laten worden, maar tolerantie te creëren. Alles wat extra is, is mooi meegenomen.

De voorbereiding

Alvorens we de nieuwe kat in huis nemen, is het goed een aantal voorbereidingen te treffen. U kunt één kamer maken, speciaal voor de nieuwkomer, met alle spullen (eten, water, kattenbak, slaapplekjes, krabpaal en speeltjes). Zo kunt u de katten de eerste periode strikt gescheiden houden en kan de nieuwe kat zich alvast een klein stukje territorium eigen maken en helemaal wennen aan u als eigenaar.

Ook is het gewenst op een paar plaatsen in huis verdampertjes met kattenferomonen op te hangen. Feromonen zijn als het ware gelukshormomen, die katten (maar ook andere zoogdieren) afscheiden als zij tevreden zijn. Een moederpoes bijvoorbeeld, maakt feronomen aan als zij haar jongen zoogt. Zo voelen de kittens zich bij mamma veilig en tevreden.

De verdamper verspreidt kunstmatige (katten-)feromonen, waardoor beide katten zich meer op hun gemak zullen voelen. Wanneer de nieuwe kat zich op zijn gemak lijkt te voelen bij de nieuwe eigenaar en in zijn eigen kamertje, als hij goed eet, actief speelt en ontspannen slaapt en rust, is het tijd de twee toekomstige huisgenoten aan elkaar voor te stellen.

Het stappenplan

In de belevingswereld van katten speelt geur een heel belangrijke rol, vooral als het gaat om soortgenoten herkennen. Dit gegeven kunnen we gebruiken om katten langzaam van elkaars aanwezigheid op de hoogte te stellen, zonder dat zij elkaar al gezien hebben.

Houd er rekening mee dat onderstaande proces enkele weken tot zelfs maanden in beslag kan nemen.

Stap 1: geuren introduceren

U kunt de geur van de nieuwe en al aanwezige kat op aparte doekjes overbrengen door ze langs de kop, de wang, de flank en uiteindelijk de staart basis te strijken. Hier bevinden zich geurklieren die de geur afscheiden en zo op het doekje achterlaten.

U bewaart de doekjes gescheiden in afgesloten plastic zakjes met de naam van de kat erop. Als u de nieuwe kat in zijn kamer bezoekt, neemt u het doekje waar de geur van de al aanwezige kat aan zit, mee naar binnen en u laat langzaam de nieuwe kat aan het doekje ruiken. Wanneer dit een angstreactie bij de kat oproept, haalt u direct het doekje weg. U wilt niets forceren!

Dit herhaalt u tot de nieuwe kat normaal en ontspannen op het doekje reageert, of de geur zelfs geheel negeert (overigens is het goed de geuren op de doekjes “bij te houden” door regelmatig weer geur op de doekjes te brengen). Op dezelfde manier kunt u met de geur van de nieuwe kat, de al aanwezige kat laten wennen. Reageren de katten goed op elkaars geur? Tijd voor de volgende fase.

Stap 2: geuren uitwisselen

De geurdoekjes kunnen nu bij elkaar in een zakje worden gedaan, zodat de geuren vermengd worden. De doekjes worden op dezelfde manier aan de katten aangeboden. U kunt uw handen insmeren met de doekjes, zodat de katten zoveel mogelijk vertrouwd raken met een mengsel van eigen geur, nieuwe kattengeur en uw geur. Om nog iets verder te gaan, kunt u de katten ook om en om aaien, zodat ook “verse geur” wordt overgebracht.

Zo zullen beide katten zichzelf met de nieuwe geuren markeren. Om dit proces uit te breiden, kunt u de doekjes tegen objecten aanwrijven waar de katten zelf ook regelmatig hun geur op afzetten (kopjes geven). Tijd voor fase 3, als beide katten goed reageren.

Stap 3: verkenning starten en positieve associaties vormen

Geef de nieuwe kat nu regelmatig de mogelijkheid om de rest van het huis te verkennen, zodat hij zich eigen kan maken met het terrein en veilige plekjes en vluchtroute’s kan ontdekken. De al aanwezige kat wordt op een andere aparte kamer opgesloten, terwijl de nieuweling het huis verkent. De al aanwezige kat, kan in de tussentijd op het kamertje van de nieuwe worden gezet, zodat hij deze kamer verder kan onderzoeken. Beide katten moeten hierbij strikt gescheiden worden gehouden. Ze mogen geen enkel contact hebben!

Als de katten beiden van terrein zijn gewisseld en zij geen angstige of aggressieve reactie tonen, kan men beginnen met positieve associatie. Zoek hierbij uit wat de katten lekker vinden: wat natvoer, een kattensnoepje of een beetje slagroom, etc. De ontspannen katten krijgen nu beiden op grotere afstand aan weerszijde van de dichte deur hun beloninkje. Dit proces wordt herhaald, steeds een stukje dichter bij de deur, tot beide dieren zonder stress, dicht bij de deur hun beloning in ontvangst nemen.

En dan is het tijd voor de grote ontmoeting.

Stap 4: ontmoeten onder toezicht

De katten mogen elkaar nu eindelijk gaan zien, zij het zeer gecontroleerd en zonder risico elkaar aan te kunnen vallen. Een mooie methode is elkaar zien door een hordeur of een raam. Als dit niet voor handen is kan een deur op een kier gezet worden.

Ook hiervoor dient goed de tijd te worden genomen: steeds een stukje verder. Alleen wanneer de katten geen angst of agressie tonen, mag weer een beloning op ruime afstand van elkaar worden gegeven, waarna men de katten weer aan elkaars zicht onttrekt. Per keer kunt u de lekkernij weer ietsje dichter bij de deur geven, tot de twee dieren onder toezicht bij elkaar gelaten kunnen worden. Uiteindelijk kunt u de periode dat de nieuwe huisgenoten bij elkaar zijn, steeds een stukje opvoeren, tot controle niet meer nodig is.

Mochten één of beide katten geregeld angst of agressie tonen, dan doet u er goed aan gespecialiseerde hulp in te roepen van een gedragstherapeut. Tot slot willen wij nogmaals benadrukken dat we er verreweg de meeste katten geen plezier mee doen om een nieuw soortgenootje in huis te nemen. Voorzichtigheid is dus geboden.

(Bron: Vedias Info, 2011, nr. 4, blz.22-23)

Op reis

Voor de meeste landen die behoren tot de Europese Unie moet u voldoen aan de volgende verplichtingen wanneer u uw hond of kat mee de grens wilt overnemen:

  • Een Europees dierenpaspoort
  • Een chip of goed leesbare tatoeage
  • Een geldige enting tegen hondsdolheid (rabiës)

Voor de meeste landen binnen europa is het voldoende wanneer de enting minimaal 1 maand van tevoren is gegeven en niet ouder is dan een jaar. Wanneer u echter plannen heeft uw dier mee te nemen naar Ierland, Malta, Noorwegen of buiten Europa dan is een bloedtest (de rabiëstiterbepaling) nodig, waardoor meer voorbereiding is vereist. Begin daarom in deze gevallen al minimaal negen maanden voor vertrek! Daarnaast hebben sommige landen extra eisen. Zo kunnen ze bijvoorbeeld de invoer van bepaalde rassen verbieden. Voor het Verenigd Koninkrijk en Zweden zijn per 1 januari 2012 de regels versoepeld. Er is voor deze landen geen extra bloedbepaling meer nodig.

Meer actuele informatie kunt u onder meer vinden op licg.nl.

Houdt u er ook rekening mee dat in veel zuidelijke vakantiebestemmingen ziekten heersen, die in Nederland niet vóórkomen en neem hier preventieve maatregelen tegen! De meeste ziekten worden overgebracht door teken, zandvliegjes en muggen. Vraag in de kliniek naar passend antiparasitica voor uw huisdier.

Pas na 24 uur worden aangehechte teken besmettelijk. Controleer uw dier daarom dagelijks op teken en verwijder deze voorzichtig met een tekentang. Gebruik geen alcohol, want hierdoor trekt de teek samen en komen er nog meer parasieten in het lichaam terecht!

Tot slot een waarschuwing tegen oververhitting! In een warm vakantieland en in uw auto kan de temperatuur flink oplopen. Uw hond zal eerst hijgen en kwijlen. Als de lichaamstemperatuur te hoog wordt, kan dit uiteindelijk dodelijk zijn! Zorg daarom altijd voor voldoende vers drinkwater! Koel uw dier bij oververhitting met water. In ernstige gevallen kunt u ice-packs ingewikkeld in een theedoek gebruiken en alcohol op de zooltjes aanbrengen. Voorkom echter wel onderkoeling!

Oververhitting

Voor veel mensen is het warme weer tijdens de zomermaanden een feest, maar voor onze huisdieren kan het ongezond of zelfs levensbedreigend zijn. Wat kunt u zelf doen om problemen te voorkomen en hoe herkent u oververhitting bij uw huisdier? 

Honden

Het komt nog steeds voor dat honden op hete dagen in een afgesloten auto worden achtergelaten. In een afgesloten auto die in de zon staat, kan de temperatuur met gemak oplopen tot 60 °C. Honden kunnen alleen zweten door hun voetzolen en via de bek. In een hete auto kan de hond zijn warmte dus niet kwijt en dit is levensgevaarlijk! Laat uw hond dus niet in de auto achter!

Probeer honden bij heet weer, zoveel mogelijk kalm te houden. Een hond is erop gericht de baas te plezieren en zal “doorgaan” als de baas dit van hem vraagt, soms letterlijk tot hij er bij neervalt. U als eigenaar moet er voor waken dat uw trouwe kameraad zich tijdens hete dagen niet teveel inspant. Oververhitting, of hyperthermie, is bij de hond te herkennen aan overmatig speekselen en hijgen, sufheid of zelf bewustzijnsverlies en verhoogde lichaamstemperatuur (normale temperatuur: 38-39 °C). Waarschuw bij oververhitting direct een dierenarts! Probeer intussen de hond te koelen met natte handdoeken.

Katten

Veel katten houden van het warme zonnetje, maar ook zij kunnen last krijgen van oververhitting. Houdt bij heet weer uw kat binnen in het koelere huis. Laat ze zeker niet in de volle, hete zon liggen. Gelukkig zoeken katten zelf vaak een koelere plaats op en zullen zij zich rustiger houden. Oververhitting bij katten kunt u herkennen aan overmatig hijgen met de bek open, gestreste indruk en hoge lichaamstemperatuur.

Konijnen en knaagdieren

Konijnen hebben het al moeilijk als het 24 °C is. Hokken van konijnen en knaagdieren mogen niet in de volle zon staan. Wanneer het dier vrij op een grasveld gehouden wordt, moeten er schaduwplekken zijn. Met koelelementen uit de vriezer kunt u voor verkoeling zorgen in het hok.

Voor konijnen ligt er nog een ander gevaar op de loer: myiasis of madenziekte. Hierbij legt de groene vleesvlieg eitje rond de anus van het konijn. De eitjes komen uit en de maden richten enorme schade aan huid en spierweefsel aan.

Dit ziektebeeld kan zich razendsnel ontwikkelen. Kijk bij konijnen zeker elke dag en liever nog twee maal per dag of zich geen myiasis ontwikkelt. Myiasis is te herkennen aan kleine, bewegende, wormachtige, witte maden in de vacht op de achterhand. In dat geval: direct een dierenarts raadplegen!

Concluderend is het dus aan te raden dieren koel en kalm te houden, zo mogelijk binnen te laten verblijven in een koele ruimte en altijd vers drinkwater in de buurt te hebben. Bij ongerustheid of een dier oververhit is: neem dan meteen contact op met uw dierenarts. 

Myiasis

Heeft u kippen en/of konijnen? Pas dan goed op voor de groene vleesvlieg. Deze vlieg is met name in het warme seizoen aanwezig en is de aanrichter van madenziekte, ofwel myiasis.

De groene vleesvlieg wordt aangetrokken door warme, vochtige plekken. Wanneer er sprake is van vieze haren en/of een huidontsteking, is dit een aantrekkelijke plek voor de vlieg om eitjes in te leggen. Uit deze eitjes komen maden. De maden eten zich een weg door de huid en produceren bovendien stoffen die weefsel doen afsterven, waar ze zich vervolgens mee voeden. Dit is pijnlijk voor het dier en richt enorme weefselschade aan.

Het meest opvallende symptoom zijn de maden zelf: dit zijn kleine, wormachtige, witte organismen die bewegen. Het kan echter zijn dat dit u niet direct opvalt door de vacht heen. Andere signalen die kunnen duiden op myiasis zijn: een verminderde eetlust, jeuk aan de achterhand, lusteloosheid en wegkruipen in een hoekje. Ook als u geen signalen ziet, is het aan te raden om dagelijks, of liefst eigenlijk tweemaal daags, uw dieren te controleren. Het ziektebeeld kan zich namelijk razendsnel ontwikkelen. De aanwezigheid van groene vleesvliegen in de omgeving van het dier is reden voor extra controle.

Er zijn diverse maatregelen die u kunt nemen om myiasis te voorkomen. Op de eerste plaats is hygiëne erg belangrijk: zorg voor een schoon verblijf en controleer daarnaast regelmatig of het dier zelf schoon is aan de achterkant. Vaak zijn vieze haren en huidontstekingen namelijk het gevolg van aangekoekte ontlasting of urinebrand. Denk er bij eventueel schoonmaken van de achterkant om dat een vochtige vacht ook een risico vormt. Let daarnaast op wondjes: ook dit is een aantrekkelijke plek voor de vlieg of kan erop duiden dat er al maden aanwezig zijn.

Naast een goede hygiëne, bestaat er ook een preventieve spray die helpt om myiasis te voorkomen. Dit heet Nomyiasis. Dit kan gebruikt worden op het konijn of de kip, op de delen van het lichaam die een risico vormen. Het gaat met name om de regio rond de staart, in de liezen, tussen de achterpoten en op de onderrug. Er mag eenmaal per maand preventief behandeld worden. Raadpleeg voor meer informatie de bijsluiter. Nomyiasis is te koop bij ons in de kliniek.

Ziet u maden bij uw dier? Maak dan zo snel mogelijk een afspraak bij de dierenarts! De kans op een goede afloop is erg afhankelijk van hoe snel er gehandeld wordt.

Voorkomen is natuurlijk beter dan genezen. Heeft uw konijn last van aanhoudende plakpoep bij de anus? Raadpleeg ook dan de dierenarts zodat de oorzaak achterhaald kan worden.

Ouder wordende kat

Veel eigenaren van ouder wordende katten stellen een bezoek aan de dierenarts uit, omdat zij vrezen voor het onherroepelijke einde van hun dier. Maar gelukkig kunnen wij tegenwoordig de kwaliteit van leven aanzienlijk verbeteren! Door medische zorg en betere kwaliteit voeding worden huiskatten in Nederland steeds ouder. De gemiddelde leeftijd  stijgt hiermee, maar ook het aantal klachten en ziektebeelden die bij ouder worden horen.

Veel eigenaren stellen een bezoek aan de dierenarts uit, omdat zij vrezen voor het onherroepelijke einde van hun dier. Maar gelukkig kunnen wij tegenwoordig de kwaliteit van leven aanzienlijk verbeteren. 

Hoe herken ik ouderdomsklachten bij mijn kat?

Feline dementie
Door veranderende stofwisseling in onder andere de hersenen, kunnen dementieverschijnselen optreden. Feline dementie, ook wel cognitieve dysfunctie, herkennen we bij de kat door:

  • Zonder aanleiding hard miauwen, vooral midden in de nacht
  • Vergeten te eten en te drinken
  • Verwardheid en desoriëntatie
  • Tonen van meer aanhankelijkheid naar de eigenaar
  • Onzindelijk gedrag/incontinentie

Naar schatting vertoont 50% van de oudere katten symptomen van dementie. Ondersteuning van een speciaal dieet, voedingssupplementen en/of medicatie, kan de stofwisseling in de hersenen grotendeels genormaliseerd worden en zo het welbevinden van de kat verhogen. 

Gewrichtsklachten

Symptomen
Een tweede, veel voorkomende, seniorenaandoening, is klachten van het bewegingsapparaat (rugklachten, osteo-arthritis, klachten van gewrichten , met name de heupen).

Katten laten doorgaans moeilijk pijnklachten blijken, zeker in het beginstadium van een ziekte. Stijfheid en niet meer willen springen, vermijden van het kattenluik, kunnen symptomen zijn.. Spelen en wassen worden niet meer gedaan en de kat krijgt moeite in de kattenbak te klimmen. Als de pijn erg hevig wordt, kan hij uiteindelijk stoppen met eten. Naar schatting lijdt 90% van de seniore katten (katten ouder dan 12 jaar) aan pijn door gewrichtsklachten.

Medicatie
Om het welbevinden van uw kat met gewrichtsklachten te verhogen, zal de dierenarts vrijwel zeker aan raden te starten met goede pijnstilling. Dit niet alleen als pijnstiller, maar ook omdat deze middelen ontstekingremmend werken. Een speciaal dieet kan ondersteunend werken, maar is alleen niet voldoende. 

Nierfalen

Symptomen
Een veel gehoord symptoom bij oudere katten is “veel drinken en afvallen”. Dit kan een teken zijn dat de nieren niet goed meer werken. Uit nierfunctiestoornissen komen weer ernstige aandoeningen voort, zoals hoge bloeddruk en beschadiging van het netvlies van het oog.

De nieren ontdoen het bloed van allerlei afvalstoffen. Als de nieren niet goed functioneren, vergiftigd de kat zichzelf in feite. Dit heeft hoofdpijn en misselijkheid tot gevolg en uiteindelijk houdt de kat op met eten. Om de vergiftiging te compenseren, gaat hij wel heel veel drinken.

Medicatie en dieet
De dierenarts zal medicatie voorschrijven die de nierdoorbloeding verhogen. Ook wordt gestart met speciaal nierdieet met weinig, maar heel hoogwaardige eiwitten. Zo worden de nieren zoveel mogelijk ontlast en dus gepaard. 

Schildklierproblemen

Symptomen
Nog een oorzaak van meer drinken en afvallen bij katten zijn problemen met de schildklier. Bij de zien we altijd de hyperactieve vorm, dat wil zeggen dat de schildklier teveel hormoon aanmaakt. Dit heet hyperthyreoïdie.

Door het teveel aan schildklierhormoon wordt het gehele lichaam, inclusief alle hormonen, aangezet tot meer activiteit. Dit kan leiden tot onder andere slappe ontlasting, vraatzucht en te actief leven, gerelateerd aan de leeftijd, omdat de stofwisseling veel te snel gaat. De kat valt af, ondanks dat hij heel veel eet. In een laat stadium van de ziekte, valt de kat zoveel af en verbruikt hij ook zijn spierweefsel, dat hij er niet meer tegenop kan eten. De diagnose kan gesteld worden door bloedonderzoek.

Medicatie
Hyperthyreoïdie is goed te behandelen met tabletjes die de productie van schildklierhormoon afremmen. De kat zal levenslang de medicatie moeten blijven slikken. Om te kunnen beoordelen of de dosering medicatie goed is ingesteld, is het aan te raden na 4 tot 6 weken nogmaals bloedonderzoek op schildklierhormoon te doen. 

Preventieve gezondheidszorg
Katten laten, zoals eerder gezegd, vaak pas symptomen zien als zij al vrij vergevorderd ziek zijn. Bovendien hebben de hierboven besproken aandoeningen een sluipend en langzaam verloop. En vallen symptomen vaak laat op.

Veel eigenaren zijn in de overtuiging dat hun oude beestje geen vaccinaties meer nodig heeft. Het jaarlijkse bezoek aan de dierenarts is echter bij uitstek de gelegenheid om de gezondheid van uw senior-dier goed te checken.

Preventief bloedonderzoek
Boven een bepaalde leeftijd kan er voor gekozen worden om preventief bloedonderzoek te doen. Een kat is “senior” vanaf de leeftijd van 8 jaar. Vanaf die leeftijd kunnen bijvoorbeeld de nieren achteruit gaan. Nieren hebben een reservecapaciteit van 80%. Eer de kat dus klachten krijgt, is er nog maar 20% van de capaciteit over.

Nierfalen kan dus met bloedonderzoek vroegtijdig worden opgespoord. Ook diabetes mellitus (suikerziekte) kan met dit bloedonderzoek in een vroeg stadium  worden ontdekt, dan wel uitgesloten. Hoe eerder deze ziekten worden gevonden, hoe eerder we kunnen starten met een goede behandeling en hoe langer we schade kunnen uitstellen.

Het geriatrisch profiel
Om vroegtijdig ouderdomsklachten bij uw kat op te sporen, biedt onze dierenkliniek u het zogeheten “geriatrisch profiel” aan.

Uw dier krijgt bij onze dierenarts een volledige gezondheidscheck: lichamelijk onderzoek, bloedafname (beperkt of uitgebreid) en bespreking van de resultaten. Wilt u hier meer over weten? Bel 0229 - 265 005

Wat kunt u zelf thuis doen?

Om het welbevinden van uw ouder wordende kat te verhogen en hem te ondersteunen, kunt u zelf thuis een aantal maatregelen nemen.

Eten en drinken

Als katten gaan lijden aan feline dementie, komt het vaak voor dat zij, door desoriëntatie, vergeten te eten en te drinken. Ook kan, bij katten met gewrichtsklachten, de gang naar de eet- en drinkbak, gewoon te pijnlijk zijn.

Bied de kat regelmatig iets aan en zet op meerdere plaatsen in huis eten en drinken neer. Ook kunt u voerbakjes verhoogd neerzetten, zodat katten niet zo door de (pijnlijke) ellebogen hoeven zakken. Soms helpt het om een smaakje, bijvoorbeeld kookvocht van kip of vis, aan het drinkwater toe te voegen, om het drinken te stimuleren.

Behoeften doen

Katten met arthritis kunnen soms moeilijk over een hoge rand van een kattenbak komen. Ook door het kattenluik gaan kan heel pijnlijk zijn. Het kan voorkomen dat hij zijn behoeften dan, uit nood, op de mat of elders in huis gaat doen. Zorg voor meerdere grote kattenbakken met een lage rand, zonder dakjes en klepjes.

Slaapplekjes

Senior-katten hebben vaak verlies van spierweefsel waardoor de botten wat gaan uitsteken. Zorg voor voldoende comfortabele, zachte slaap- en relaxplekjes. Maak deze goed bereidbaar door bijvoorbeeld een opstapje.

Geriatrisch profiel

Uw dier krijgt bij onze dierenarts een volledige gezondheidscheck om vroegtijdige ouderdomsklachten bij uw hond of kat op te sporen, het zogeheten "geriatrisch profiel". Om vroegtijdig ouderdomsklachten bij uw hond of kat op te sporen, biedt onze dierenkliniek u het zogeheten "geriatrisch profiel" aan. Uw dier krijgt bij onze dierenarts een volledige gezondheidscheck: lichamelijk onderzoek, bloedafname (beperkt of uitgebreid) en bespreking van de resultaten.

Belt u voor het maken van een afspraak of voor meer informatie: 0229 - 265 005.

Euthanasie: als het leven een last wordt

Als huisdiereigenaar wordt u vroeg of laat geconfronteerd met uw dier dat ouder wordt of ernstig ziek raakt. Dan komt het moment dat u vroeg of laat over zijn levenseinde moet beslissen. En wat willen we na het inslapen: cremeren, begraven, bij de dierenarts laten?

Een moeilijk onderwerp voor veel diereigenaren is euthanasie, ook wel het laten inslapen, van een huisdier. Toch lijkt het ons zinvol het bespreekbaar te maken, want bij goede zorg voor uw dier, hoort ook goede zorg rond de laatste levensfase en het levenseinde.

Als huisdiereigenaar wordt u vroeg of laat geconfronteerd met uw dier dat ouder wordt of ernstig ziek raakt. Dan komt het moment waarop u over zijn levenseinde moet beslissen. Hoe ver gaan we? Wanneer is het tijd? En wat willen we na het inslapen: cremeren, begraven, bij de dierenarts laten?

Vaak is er genoeg tijd om uw eigen gedachten en afwegingen daarover te laten gaan of te overleggen met familieleden.

Soms ook moet er snel een beslissing worden genomen als een dier acuut ziek is en niet meer te redden is. Dan heeft een eigenaar niet eens de keus en moet het dier snel uit het lijden worden verlost.

Vaak wordt ons de vraag gesteld: “Wanneer is het nu zover?” Ondanks dat dieren niet kunnen praten, kunnen ze ons met andere signalen veel duidelijk maken over hoe het met ze gaat. U kent uw trouwe metgezel  als geen ander en u kunt dan ook best beoordelen of uw dier ten slechte aan het veranderen is en wellicht aan zijn laatste levenfase is begonnen. Maar het blijft een moeilijke en verdrietige beslissing.

U wilt niet te vroeg ingrijpen, maar uw wilt uitzichtloos lijden ook niet rekken. Een gesprek met één van onze dierenartsen kan steun geven en helpen de beslissing voor het juiste moment minder moeilijk te maken.

Voor u die in deze tweestrijd zit, is het de moeite waard het boekje “Zijn we niet te vroeg?” te lezen. De schrijver hiervan is zelf dierenarts, maar ook eigenaar. Vanuit deze twee perspectieven heeft hij helder en practisch, maar ook ontroerend en eerlijk, zijn overdenkingen over euthanasie opgeschreven. U kunt het gratis bij ons in de praktijk krijgen.

Terug naar Informatie